Door mijn bedrijf wissel ik regelmatig van werkplek. Laatst ben ik dus ook weer in een voor mij nieuwe organisatie begonnen. Die eerste weken zijn altijd weer vermoeiend: nieuwe omgeving, nieuwe mensen, nieuwe wensen… Natuurlijk wil ik zo snel mogelijk helemaal ingeburgerd zijn en binnen een week meedraaien in zo’n nieuw team. Dat lukt meestal wel, maar er zijn altijd dingen waaraan ik dan toch merk dat ik ‘een nieuwe’ ben.
Op mijn huidige werkplek hanteren ze bijvoorbeeld nogal wat afkortingen en vakjargon. Vaak hebben mensen helemaal niet meer door dat ze in vakjargon praten. En sommige afkortingen kunnen wel drie betekenissen hebben: dat maakt integreren op de nieuwe werk niet heel gemakkelijk. Gelukkig hanteert deze club een afkortingenlijst, dus die draag ik nu de hele dag met me mee als een soort zakbijbel. Het scheelt dat deze organisatie zich bewust is van hun taalgebruik. Ik weet dat ik er wel aan ga wennen, want het is een fijne en sociale organisatie waar ik nu voor werk.
Maar het kan ook anders gaan. Zo zat ik laatst bij een gesprek tussen twee mensen over crypto en bitcoins. Ik zat er dus letterlijk bij, want ik heb daar helemaal niks mee. Die dingen worden blijkbaar ‘gemined’. “Wie doen dat minen dan, orks?” vroeg ik aan de mensen aan tafel in een poging om toch een beetje aan het gesprek mee te doen. Ik zag het al helemaal voor me, van die lelijke trollenkoppen die allemaal geld bij elkaar harken in een grot. De mensen aan tafel keken me lichtelijk bevreemd aan. Maar het was net of ik twee aliens hoorde praten. Het gesprek had net zo goed over de lichtsnelheid van hun UFO kunnen gaan.
Antwoord kreeg ik niet op mijn blijkbaar domme vraag, dus ik weet nog steeds niet hoe dat minen in zijn werk gaat. Daarna ben ik afgehaakt. Soms kun je maar beter accepteren dat sommig jargon abracadabra blijft…