Als ik hier toch een podium heb, grijp ik toch eens de kans om jullie spelling nog eens op te frissen. Want het gebeurt te vaak dat mensen gebeurd schrijven of dat ik me vader voorbij zie komen.
Laten we beginnen met die d-t kwestie. Vooral in de tegenwoordige tijd gaat die vaak mis. Superhandig om te weten: in de tegenwoordige tijd plakken we nooit ergens een -d achter, hooguit een -t. Dus bijvoorbeeld: Ik loop, jij/u loopt, hij/zij loopt.
Ook een werkwoord dat in de eerste persoon (ik loop) eindigt op een -d (ik word) krijgt in de 2e en 3e persoon een -t erachter. Dus: Ik word, jij/u wordt, hij/zij wordt. Natuurlijk is er ook hier een uitzondering: Als ´jij´ of ´je´ achter het werkwoord staat komt er geen -t achter. Word jij ook zo blij van ijs? Die zin klopt dus wel. Twijfel je nog steeds? Vervang het werkwoord dan door ‘lopen’. Komt er dan een t? Dan doe je dat dus ook bij je twijfelwerkwoord. Makkie! Google ook eens op ‘d of t de Staat’, dan krijg je een geweldig lied met clip om het voor eens en altijd te onthouden!
Me of mijn?
Mijn ergernis nummer 1 is het woordje ‘me’ dat als bezittelijk voornaamwoord wordt gebruikt, terwijl het dat niet is. Vooral in korte teksten op sociale media komt dit veel voor. Mijn wordt afgekort tot m’n en dat wordt weer veranderd in me. Ik krijg echt pukkeltjes van zinnen als ‘Ik ga dat even aan me moeder vragen’, ‘Me fiets is gestolen’, of ‘Ik ben me boeken vergeten’. Tenenkrommend!
Met woorden als mijn en ons geef je aan dat iets jouw eigendom/bezit is. Vandaar de naam bezittelijk voornaamwoord. Andere bezittelijke voornaamwoorden zijn: jouw, zijn, haar, onze, jullie en hun. Dus ‘Dat is mijn fiets’, ‘dat is onze hond’. Me is dus geen bezittelijk voornaamwoord en mag daarvoor dus ook niet gebruikt worden.
Wanneer gebruik je dan wel me? Het woordje ‘me’ gebruiken we als je verwijst naar jezelf. Het gaat dan niet om bezit. Ook bij wederkerende werkwoorden komt ‘me’ voor. Voorbeelden van wederkerende werkwoorden zijn: zich herinneren, zich schamen, zich haasten, zich verslapen, etc. Bijvoorbeeld: Hij heeft me overgehaald om mee te gaan. Ik schaam me diep. (me = wederkerend voornaamwoord), Wil je me de telefoon even aangeven? Haal me maar op.
Dat was mijn spellinglesje voor deze keer. Wil je een keer een taalkwestie uitgezocht hebben? Laat het dan weten!