Om de zoveel tijd komen mijn twee jeugdige vrienden weer voorbij in een gesprek over tekst. “We moeten meer Jip en Janneketaal gebruiken!” Hoewel ik ze erg leuk vind, vind ik hun taalgebruik wel heel erg simpel voor zakelijke teksten. Want als je ècht zo gaat schrijven als in Jip en Janneke, kom je uit op teksten die wel heel erg kort en kinderachtig zijn. Ik vraag me dan af of je jouw lezers wel serieus neemt. Maar ik vraag me ook af hoe je lezers over jou gaan denken.
Hieronder lees je een (echt bestaand) voorbeeld:
Op woensdag 21 maart zijn er gemeenteraadsverkiezingen.
Alle Nederlanders vanaf 18 jaar mogen dan stemmen. Bepaal mee wie er in de gemeenteraad komen.
Nederland is een democratie. In een democratie mogen mensen zelf beslissen wie er in de gemeenteraad komen. De gemeenteraad beslist namens ons over de plannen voor de gemeente. Jouw stem is belangrijk. Het is belangrijk dat mensen in de gemeenteraad goed weten wat inwoners willen. Door te stemmen laat jij weten wat je belangrijk vindt. Stem daarom op iemand die over veel dingen hetzelfde denkt als jij.
Dit is een tekst uit een krant van de overheid van dit jaar. Deze tekst is gericht op alle inwoners, dus niet op kinderen, zoals je misschien zou denken. Je ziet dat de zinnen heel erg kort zijn, dat er geen moeilijke woorden of vakjargon worden gebruikt, en dat de lezer wordt aangesproken met ‘jij’. Op zich is het allemaal erg duidelijk, maar of dit nu de toon is waar mensen blij van worden? Je krijgt toch het idee dat de overheid denkt dat alle inwoners erg dom en simpel zijn. Ik vind dat geen prettig gevoel. Ik vermoed jij ook niet.
Let er dus op dat je wel eenvoudig, maar niet te simpel schrijft. Er mag best eens een langere zin in je tekst staan en je mag best een keer een moeilijk woord gebruiken. Want jouw lezer houdt misschien wel van een makkelijk leesbare tekst, hij is niet achterlijk. En Jip en Janneketaal, dat gebruik je alleen in kinderboeken.